De vondst van de modelstoommachine van het oude gemaal Gewande
Voor mijn website (www.stoomgemalenmaasenwaal.nl) was ik op zoek naar voormalige machinisten en stokers van de stoomgemalen in het land van Maas en Waal. Zo vond ik dat de eerste machinist van het Wamelsche stoomgemaal die langdurig in functie is geweest, Herman Frederik Esser was, en wel vanaf 1880. Ik zocht naar mogelijke familieleden die misschien nog een foto zouden hebben van deze machinist die in 1930 was overleden. Ik zocht dus een foto maar kwam een stoommachine model op het spoor. De informatie van deze Esser “tak” hoort eigenlijk niet op deze website maar omdat de zoektocht zoveel bijzonderheden bevatte plaats ik het ook op de site.
Via het zoeksysteem van Delpher kwam ik een krantenadvertentie tegen met diverse leden van deze familie Esser waarvan sommige bij stoomgemalen werkten als machinist aan de Brabantse kant van de Maas. Opvallend waren ook de namen van de aangetrouwden van de dochters van deze familieleden. Dat waren namelijk allemaal voor mij bekende namen van machinisten aan de Gelderse kant van de Maas zoals de familie Fliervoet en Herckenrath. In deze advertentie staat ook de naam van H. Esser 2de machinist bij zijn vader. Met de familie van deze tak kreeg ik contact.
Op 13 september 1891 staat er een advertentie (links) in een krant van Robert Wilhelm Esser senior i.v.m. met zijn 25 jarig jubileum als machinist van een stoomgemaal te Gewande. Dit stoomgemaal kwam in 1864 in bedrijf.
Hij was machinist vanaf 1866 en van beroep machinebouwer/ werktuigbouwkundige in Den Bosch. Esser was geboren op 10‑02‑1826 te Gerresheim (Duitsland) en overleden op 06‑02‑1901 te Appeltern op 74‑jarige leeftijd. Een technische opgeleide man dus. Toen hij dus als machinist begon was hij 40 jaar.
Robert Wilhelm Esser trouwde in 1850 met Maria Louise Kessner. Er werden zeven kinderen geboren waaronder Hugo Ewald Esser die later bij zijn vader op het stoomgemaal van Gewande zou werken.
Als hij (Robert Wilhelm) met 65 jaar met pensioen was gegaan (in die tijd ook al gebruikelijk) dan heeft hij tot 1891 daar gefunctioneerd als machinist.
Over Wilhelm Robert Esser meldde Leo Esser nog via de overlevering van zijn moeder Regina:
Overgrootvader Robert Wilhelm had een staalfabriek in Duitsland maar, door hemzelf gecreëerde omstandigheden, ging het slecht met het bedrijf, Hij is toen naar Nederland gekomen in loondienst gegaan en zijn vrouw heeft nog geprobeerd om met een personeelslid het bedrijf weer op poten te krijgen en dat mislukte. Zij is toen ook naar Nederland gekomen.
R.W. Esser zou in Nederland het stoomgemaal mee opgebouwd hebben. Hij was een erg driftig man en heeft wel eens een hamer naar een baas van hem gegooid, wat voor mij aangeeft dat ie erg gedreven was en geen tegenstaand duldde op zijn weg. Na de bouw was er een machinist nodig en heeft hij zich gemeld. Hij werd daarmee weer enigermate eigen baas zoals hij dat in Duitsland kende. Mijn grootvader Hugo Ewald was zeer boos op zijn vader dat ie de fabriek in Duitsland op de klippen had laten lopen.
Het heel gebruikelijk dat een zoon de baan van zijn vader overnam. Hij was natuurlijk opgeleid bij en door zijn vader.
Het verhaal gaat verder over deze zoon Hugo Ewald Esser, de techniek en zijn familie die ik ontmoette.
Gewande (rode pijl) ligt aan de zuidkant van de Maas ten westen van Oss.
Er was dus een stoomgemaal geweest -de eerste aan de Brabantse kant van de Maas- die er voor zorgde dat het overtollige water van de polder Het Laag Hemaal naar de Maas werd afgevoerd. De eerste machinist was dus Robert Wilhelm Esser.
Dat oude stoomgemaal (ook wel stoomwatermolen genoemd) was ik al een aantal keren tegengekomen via diverse websites.
http://www.cubra.nl/specialebijdragen/verganeglorie/gewandestoomgemaal.htm en op:
https://www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/het-stoomgemaal-aan-de-roode-wetering-bij-t-wild
Ik had nog geen idee hoe deze installatie uit 1864 eruit zou hebben gezien. Operationeel was het gemaal op 30 sept van dat jaar. Op één van deze websites was een tekening geplaatst van de installatie. Daarop was te zien dat de installatie bestond uit een ketel, een staande balansstoommachine met een krukmechanisme en een scheprad.
Een balansstoommachine was voor die tijd al bijna ouderwets want in 1868 bouwde men in Maasbommel Stoomgemaal Maasbommel al een nieuw stoomgemaal met een liggende cilinder die via het krukmechanisme een scheprad aandreef.
Echt succesvol is het gemaal nooit geweest. Reeds in 1869 is een tweede rad naast het bestaande toegevoegd omdat de capaciteit te gering blijkt. En reeds in 1883 wordt door de firma Grasso uit Den Bosch een nieuwe ketel geplaatst en de stoommachine geheel gereviseerd. Het opstoken en bedienen van dit stoomgemaal schijnt altijd erg arbeidsintensief te zijn geweest.
Op 19 febr 1882 staat er een aanbesteding in de Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche courant voor de levering van 1e kwaliteit machinekolen te keuren door de machinist.
Op 2 maart 1891 staat er in de Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche courant dat de steenkolenloods vernieuwd gaat worden.
Techniek
De oorspronkelijke installatie bestond uit een Cornwallische stoomketel met een doorsnede van 1 meter en een lengte van 10 meter, twee verwarmingsbuizen onder de ketel en drie koperen veiligheidskleppen. Deze informatie was mij niet onbekend.
Dit type ketel kwam ik tegen in het vertaalde boek van Scholls: De gids voor Machinisten.
Dit vermeldt:
Een der zeer gebruikelijke ketelsystemen in die tijd, waarbij verschillende cilindrische ketels tot een geheel verenigd zijn, is de zogenaamde Bouilleurketel of Woolffsche ketel, die vooral in Frankrijk zeer algemeen, doch ook bij ons te lande en in Duitsland nog tamelijk veel gebruikt wordt.
Links is een dwarsdoorsnede met een cilindrische hoofdketel “A” en eronder twee zgn. kookbuizen “C” die door korte verbindingsbuizen met de hoofdketel in verbinding staan.
Er is dus geen vuurgang in het ketelvat geplaatst zoals bij de Cornwall, Lancashire of Schotse ketel maar een vuurbed onder de keteldelen.
Het vuurbed met rooster waarop gestookt wordt, wordt onder de bouilleurs C aangebracht en deze worden, evenals een groot gedeelte van de hoofdketel, voor zover de waterstand dit toelaat, in de rookkanalen geplaatst. De rookgassen geven hun warmte dus af aan de buitenkantmateriaal van de vaten alleen op plekken waar water staat aan de binnenkant van het vat. Ooit bezocht ik zulk een installatie in België.
Een foto van dit ketelfront geeft een idee.
De hoofdketel is geheel onzichtbaar door de bemetseling. Er onder de kookbuizen met de twee mangaten voor het weghalen van de ketelsteen.
De twee mangaten met breinkranen om het vuile ketelwater af te tappen.
Eronder de opening van de vuurmond om de brandstof toe te voeren en de aspit waar de uitgebrande kolen doorvielen.
In vergelijking met de Stoomketels die in de 20ste eeuw werden geplaatst in het land van Maas en Waal was dit een duidelijk ouder systeem met een slecht rendement.
De Papiermolen Herisem en de Voormalige Kartonfabriek Winderickx te Alsemberg in België is een negentiende eeuws industrieel complex dat gegroeid is uit een oude papiermolen, die opgericht werd in 1536. Het geheel is één van de best bewaarde voorbeelden van de ooit bloeiende papier- en kartonnijverheid in de regio van Vlaams- Brabant.
Vandaag de dag staat het op de lijst van beschermde monumenten als industrieel erfgoed en werd de site door de Europese Commissie erkend als modelproject voor de instandhouding van architectonisch erfgoed.
Meer foto te zien op:
Er was nog geen oververhitter aanwezig (deze was nog nog niet uitgevonden/ontwikkeld) dus men werkte met verzadigde stoom. Dat is stoom met veel vochtdeeltjes die onmiddellijk in waterdruppels veranderen als de stoom met koude materialen in aanraking komt. Het voorwarmen van de installatie nam daarom veel tijd in beslag.
Voor de aandrijving van het scheprad gebruikte men een stoommachine van hoge drukking en een verticale opstelling. Een balansmachine was zoals eerder gemeld eigenlijk al uit de mode omdat er liggende en staande stoommachines ontwikkeld waren. Er zijn tientallen modellen op internet te vinden van voormalige stoominstallaties tot modelbouwuitvoeringen. Hoe de stoommachine er dus precies heeft uitgezien is dus niet te achterhalen. Maar gelukkig vond ik een nagebouwd model van deze stoommachine via de familie Esser.
De eerste stoommachine installatie van Dreumel uit 1846 was ook een balansstoommachine maar deze had geen scheprad maar een dubbelwerkende pomp.
Op 7 dec 1910 is er in de Prov NB en Hertog Courant een oproep geplaatst voor het leveren en plaatsen van een nieuwe en stalen Cornwall stoomketel.
Blijkbaar wilde men de oude stoommachine voorzien van een “moderne”stoomketel om het nog een tijdje uit te houden.
De balansstoommachine van Gewande dreef een groot scheprad aan. Dat scheprad had een diameter van 7,5 meter en een breedte van 60 centimeter.
Het gemaal had een vermogen van 25 pk, een toerental van 9 omwentelingen per minuut en een opvoerhoogte (het hoogteverschil van het water dat gerealiseerd wordt) van 1, 8 meter.
Via de familie in Eindhoven kwam ik in het bezit van een aantal oude foto’s waarop het gemaal staat afgebeeld met een overdekte aanbouw voor de schepraderen met de waterafvoer. Die aanbouw zat dus aan de kant van het grote boograam en is heden ten dage niet meer te zien. Rechts op de foto’s zou het huis van de machinist zijn geweest.
De installatie is later uit het gebouw gesloopt en ook de uitbouw voor het schoepenrad werd in de jaren 50 van de 20e eeuw gesloopt om meer ruimte te krijgen voor de Roode Wetering. In 1970 bouwt men de machinistenwoning vast aan het gemaalgebouw om tot woning verbouwd te worden en de opvallende grote boog die zich in het gebouw bevond om de ketel te kunnen plaatsen, wordt voorzien van een glazen pui en werd afgedicht. Later stond het huis weer leeg en hebben vandalen brand gesticht.
Verder met de geschiedenis van het gemaal.
Later in 1922 is er een Deutz 2 cilinder dieselmotor geplaatst in het oorspronkelijke gebouw voor de aandrijving van het dubbele scheprad. Een foto van de herdenkingssteen vond ik op een van de genoemde websites. Helaas is de herdenkingssteen verdwenen.
Van de in bedrijfsteling met de Deutz diesel stond een groot artikel (22 maart 1922) in de Provinciale Noordbrabantsche en in de
’s Hertogenbossche Courant.
Zie: In bedrijfstelling Deutz diesel
Het oude gemaal met deze twee cilinder Deutz diesel heeft daarna tot 1933 dienst gedaan. De taken werden toen overgenomen door het nieuw gebouwde gemaal Caners en het Hertogsgemaal. De Deutz dieselmotor van het voormalige schepradgemaal is toen nog in het nieuw gebouwde gemaal Caners geplaatst.
https://www.bezoekdenbosch.nl/nl/locaties/2587736799/museum-gemaal-caners
Dit is een foto die in het Museum Caners hangt. Dit zou nog de oude Deutz diesel zijn.
In maart 1933 is er een ongeluk geweest met de toenmalige machinist Johannes van Schijndel die er vanaf 1921 werkte.
Later is deze Deutz diesel weer vervangen door een dubbele Thomassen diesel die heden ten dage nog te bewonderen is in Museum Caners.
De machinerieën van de oude installatie zijn uit het oorspronkelijke gebouw gehaald. De stoomketel is in 1922 of later gebruikt voor de opslag van dieselolie van het dieselgemaal Caners. Deze oude stoomketel ligt nu nog naast het museumgemaal Caners en deze had een vuurgang waarin dus de brandstof verstookt werd. Dit type noemt men een Cornwall ketel. De ketel was van 1910 met een vlak geklonken ketelfront.
De oude geheel geklonken stoomketel werd als dieselolietank gebruikt.
Het complex is leeg en vervalt verder.
In de jaren vijftig wordt de uitbouw waar het schoepenrad in stond, afgebroken om de Roode Wetering meer ruimte te geven.
Het complex is verkocht en werd door een familie ??? verder voorzien van een tennisbaan en een zwembad. Daarna kwam het verval totdat iemand er melding van maakte op de bovengenoemde websites.
Terug naar de geschiedenis van de machinisten.
Machinist Robert Wilhelm Esser had dus een zoon die bij hem op het gemaal werkte als 2de machinist. Ik ging zoeken in een telefoongids op internet.
Via een mij onbekende Nijmeegse tak van de familie Esser kwam ik bij een familie Esser in Eindhoven terecht. Zij vertelden mij dat hun opa Hugo als machinist op het stoomgemaal van Gewande gewerkt had en dat er een modelstoommachine in de familie aanwezig was. Mijn interesse en nieuwgierigheid was natuurlijk meteen gewekt gezien mijn achtergrond bij stoomgemaal De Tuut. Deze Hugo solliciteerde later echter als machinist bij het waterleidingbedrijf van het voormalige Stratum, een stadsdeel van Eindhoven. (1904-1905) Hij was toen 35 jaar.
Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche courant heeft een aankondiging van zijn benoeming op 10-08-1904
Hij had daar het beheer van de installatie en de watertoren en woonde met zijn gezin in een huisje naast de toren.
Te zien zijn er electisch aangedreven pompen maar ook links zie je pompen die met riemen worden aangedreven. Er was dus een drijfwerk!
Een grote twee cilinder motor voor??????
De situatie van het complex is beschreven op een website van Einhoven:
Hugo Ewald Esser werd geboren in 8 mei 1870 en overleed in 23 nov 1947. Hij was getrouwd met Regina Geerts en zij kregen acht kinderen.
Wilhelm Robert Esser, de vader van de bruidegom, verklaarde wegens slecht gezichtsvermogen niet te kunnen schrijven.
Echtgenote Regina Maria GEERTS was geboren op 09‑06‑1870 te Empel (gezindte: RK). Zij was een dochter van Francis GEERTS, scheepstimmerman en Wilhelmina van den DUNGEN.
Het huwelijk werd gesloten op 06‑11‑1894 te Empel. Beiden waren toen 24 jaar. Zoals vermeld kregen zij acht kinderen.
Zijn vrouw overleed in???
Daarna trouwde Hugo Ewald met Elisabeth Jacobs en overleed op 23 nov 1947 te Ulft.
Een zeer gelovig man volgens het bidprentje Bidprentje Hugo Ewald Esser
De namen kreeg ik van Leo (Leonard) Esser kleinzoon van H. E. Esser:
Op de linker foto bovenaan van links naar rechts, Robert Wilhelm mijn vader, vermoedelijk Lisa, Regine, Antoon, daaronder van links naar rechts, Wilhelm, opa H.E. Esser, Hugo, Regina(oma), Johan, voorgrond Wilhelmina.
Op de rechter foto:
Van links naar rechts: Hugo, Geertje echtgenoot van Antoon, Wilhelmina, Robert W.
daaronder: Marie echtgenote van Jan Kortie,
vooraan; Mia de jongste van het gezin.
Met diverse kleinkinderen van deze machinist Hugo Ewald Esser heb ik in Eindhoven contact gekregen en dit resulteerde in een eerste ontmoeting in november 2018. Uit de verhalen maakte ik op dat kleinzoon Leo Esser in de jaren 50 van de vorige eeuw al eerder bezig geweest om de machine weer draaiend te krijgen.
Zijn relaas:
Toen ik als 16-jarige op de toenmalige MTS (nu TH genoemd, HBO-opleiding) aan de Frederiklaan in Eindhoven afd. elektrotechniek studeerde hoorde ik van oom Frans (Augustijnen-pater, door ons Heeroom genoemd) dat opa H.E. Esser een model stoommachine gemaakt had en door oom Antoon georven was. Deze man woonde nabij Boxtel in de bossen. Mijn vader, oom Frans en ik zijn daar heen gereden en troffen de machine in een onverwarmd schuurtje in een vochtige bosomgeving zeer zwaar geroest aan. Na een niet al te lang gesprek tussen Frans en Antoon mocht de machine mee en kreeg ik ‘m dus in bezit. Thuis op ’n zolderkamertje heb ik een elektromotor met roterende staalborstel geplaatst om de roest verwijderd te krijgen. De hele machine is daarvoor in alle onderdelen uit elkaar genomen en na de schoonmaakbeurt weer in elkaar gezet met elk onderdeel weer op de juiste plaats. De stoommachine was toen weer roestvrij en gangbaar. Verder heb ik een gedeelte van een verflaag voorzien om het roesten tegen te gaan. Bij een verhuizing naar mijn huidige woning hebben we tijdelijk in een onderverhuurd huis gezeten en daar kon de machine alleen in de buitenlucht onder een afdak staan met een stuk plastic erover, dus weer vochtige buitenlucht. Dit heeft niet langer dan ongeveer een halfjaar geduurd tot half september 1997. Toen kwam het model in een verwarmde garage, maar was wel lichtelijk geroest. Enkele jaren geleden vroeg een vriend van me of hij het in orde mocht maken en zou er dan een drukcilinder, hij dacht aan een remcilinder van een vrachtwagen, bij maken om het te kunnen laten draaien. In zijn te jonge jaren had hij dat al eens geprobeerd maar toen was het resultaat dat er onderdeeltjes kwijt geraakt waren, en die zou hij bijmaken. Helaas liep dit weer op een fiasco uit maar raakte er verder geen onderdelen kwijt. Marinus heeft bij zijn restauratie ook de onderdelen bijgemaakt.
Begin 90-er jaren is het vermoedelijk geweest heb ik geprobeerd een museum hiervoor te interesseren om het model te behouden en ben toen naar Alem gereden en daar bleek een museumpje in hout opgetrokken te zijn. Heb daar de verantwoordelijke persoon gevonden en die heeft me met nog een persoon de tentoonstelling laten zien. Vandaar keek je ook uit op het oude gemaal wat opgekocht zou zijn en tot woonhuis diende, maar de huiseigenaar zou niemand in zijn omgeving toelaten voor bezichtiging.
Wat me vooral is bijgebleven is een vergunning van koning Willem de zoveelste om daar een stoomgemaal te bouwen en de vergunning was in 1860 verleend. Op mijn voorstel om het model gemaal -waar dus enkele onderdeeltjes aan ontbraken- van mijn opa aan hen over te dragen voor het museum kwam er een heel duidelijk: Nee.
Tot ik in oktober 2016 in Engeland een vriend van Elise en John Townsend trof die zelf stoommachines maakte en die was bereid om de machine nieuw leven in te blazen zodat het toch behouden bleef en de gegevens van Hugo E. Esser erop te zetten, ik heb hem dat cadeau gedaan en was blij dat het niet naar de schroot zou gaan. Dus toen zuslief Elise weer in Nederland kwam heeft ze het meegenomen en bij deze vriend afgeleverd.
Elise nam hem later dus weer mee naar Nederland en Marinus Bergers maakte hem weer toonbaar.
Of er ooit een echte kleine stoomketel bij is geweest wist niemand van de familie. Daarna stond hij enige tijd op zolder totdat Elise Esser de modelstoommachine meenam naar Engeland in de hoop dat hij daar door iemand hersteld kon worden.
Elise stuurde mij enkele foto’s toe zoals hij in Engeland in reparatie stond.
Zij was ook één van de kleinkinderen van opa Hugo Esser en woonde in Engeland. Uiteraard was ik geïnteresseerd in het model en kreeg foto’s uit Engeland van de machine. Het bleek dus een balansstoommachine te zijn om een scheprad aan te drijven. Het model zou nagemaakt zijn van het oude stoomgemaal in Gewande door opa Hugo Ewald.
Het principe en de bouw van deze machine was vrijwel gelijk aan de eerste stoommachine in het land van Maas en Waal namelijk in Dreumel. Hier was in 1846 ook een balansstoommachine maar met een dubbelwerkende perspomp geplaatst voor de gezamenlijke dorpspolders Dreumel, Wamel en Alphen. Deze installatie had echter geen krukmechanisme maar een zuiger/cilinder met pers en zuigkleppen.
Het was helaas niet gelukt om de machine draaiend te krijgen en daarom was de kleindochter Elise Esser genegen om de machine naar Nederland mee te nemen in de hoop dat hij hersteld kon worden en een passend plekje te krijgen als eerbetoon aan hun opa. Machinisten en stokers hebben altijd bij nacht en ontij klaar gestaan om te zorgen data het Brabantse rondom Gewande land droog bleef.
Thuis nam ik contact op met Marinus Bergers die ik kende vanuit mijn periode als vrijwilliger bij stoomgemaal De Tuut. Hij is zeer bedreven in het restaureren/herstellen van allerhande technische onderdelen. Met hem toog ik naar Eindhoven om te zien of dit project voor hem een nieuwe uitdaging zou zijn. De machine stond dan ook op 20 dec 2018 in de garage in Eindhoven waar ik ging kijken met Marinus.
Het bleek een flink model te zijn met afmetingen van: Hoogte 50cm x Breedte 43cm x Lengte 70cm.
Na overleg met de familie besloten we de machine mee te nemen met de bedoeling om hem weer draaiend te krijgen. In Maasbommel werd de machine in de werkplaats van Marinus opgesteld. Na een maand had Marinus de machine reeds wederom draaiend.
Ter herinnering heb ik een messing plaatje laten maken.
Hoe we verder een plekje zouden vinden aan de Brabantse kant van de Maas werd een andere uitdaging maar helaas met een trieste afloop.
De familie Esser wilde heel graag dat de modelstoommachine een plekje zou krijgen in de buurt waar het gemaal ooit had gestaan en jarenlang tot tevredenheid had gewerkt. In Gewande is het Caners museum waar de twee cilinder Thomassen diesel in de zomer af en toe gestart wordt voor het publiek en het nodige door vrijwilligers uitgelegd wordt. Dit valt onder de verantwoording van het Waterschap Aa en Maas.
Als eerste dacht ik aan dit waterschap en ik belde een PR edewerkster. Deze was bijzonder enthousiast maar kon en mocht begrijpelijk niet zelf beslissen.
Een stukje uit mijn mail aan het waterschap:
Graag hoor ik van je of er in de organisatie belangstelling voor is en of het model dan t.zt. inderdaad een mooi plekje zou kunnen krijgen in uw voorlichtingsruimte. Dat zou de familie bijzonder op prijs stellen. Ook zijn er nog foto’s in de familie. Lijkt me een prachtige PR stunt voor het Waterschap.
Haar antwoord:
Hartelijk dank voor de uitgebreide informatie, een mooi verhaal over een stukje geschiedenis van (een voorloper van) ons waterschap. Ik zal jouw mail delen met een aantal collega’s, om zo te achterhalen of er belangstelling is voor het modelgemaal. Ik kom er zo spoedig mogelijk bij je op terug.
Het antwoord moest komen van de dijkgraaf. Dat kwam enige dagen later met een negatief antwoord.
Jouw voorstel en de foto’s heb ik besproken met de dijkgraaf van ons waterschap. Hij was er van gecharmeerd en stelt voor dat je contact opneemt stoomgemaal De Tuut in Appeltern. Daar beschikken ze namelijk over de kennis en infrastructuur om het model langjarig te onderhouden, wij hebben dat alleemaal niet in huis. En het is natuurlijk de perfecte plek voor de model stoommachine. Je kunt contact opnemen met Jan Reijnen, hij is contactpersoon bij De Tuut. Ik hoop dat je daar een mooie plek vindt voor de stoommachine, stoom bij stoom. Veel succes.
Nu heb ik jarenlang als vrijwilliger gewerkt bij het stoomgemaal in Appeltern en weet hoe de vlag er daar voor staat. De familie wilde echter heel graag en terecht dat het model in Brabant blijft. Dat er geen plaats is in het Museum Caners is onzin, want er is daar ruimte genoeg en de technische vrijwilligers die er rondlopen zijn handig genoeg om dit te plaatsen en te onderhouden. Toen ik eens contact had met één van deze vrijwilliger was hij razend enthousiast. Hij werd echter teruggefloten! Voor de familie was deze afwijzing een grote domper. Uiteindelijk heeft de familie toch voor stoomgemaal De Tuut gekozen. Hij is daar te bewonderen.
Artikel in de Maas en Waler : Stukje in de Maas en Waler Modelmachine
Via Henk Claassen werd het verhaal van de modelstoommachine in het blad Onder Stoom geplaatst.
Bijvangst:
R. Esser senior was machinist op gemaal Laag Hemml te Gewande.
R. Esser junior was machinist op gemalen de de Fliert of Vliert en Ertveld en der stad ’s Hertogenbosch.
Over deze man vind ik het volgende:
Blijkbaar solliciteert hij als machinist bij bovengenoemde gemalen
de Gemeenteraads- Vergadering van Vrijdag 31 October 1884 ’s namiddags 7 ure.
De Voorzitter zegt, dat B. en W., naar aanleiding van een verslag van den gemeentearchitect, voorstellen: adressant met ingang van november als machinist in dienst der gemeente te nemen tegen f 15 ) vergoeding ’s jaars voor het schoonhouden der machines en bezoldiging van
f2.50 per 12 uur, als er gemalen wordt. Het lid Tret vreest, dat de controle moeilijk zal zijn , vooral indien ’s nachts moet worden gewerkt en zou liever een vast weekloon betalen. De Voorzitter zegt, dat deze wijze van regeling steeds wordt gevolgd.
Het lid Van der Steen merkt op, dat de contróle zeer eenvoudig is. De machinist staat onder de bevelen van den gemeente-architect, die telkens vaststelt, wanneer en hoe lang gemalen moet worden. Het lid Sweens ziet in deze regeling geen bezwaar. Bij ’t drijvende stoomgemaal is eveneens gehandeld. (drijvend stoomgemaal?????) Het lid Van Meer wijlt is met stoomgemalen bekend en weet geen betere regeling. Misschien zou men de bezoldiging per uur kunnen vaststellen, doch hij zou dit willen overlaten aan het oordeel van B. en W.
Het lid Tret blijft gelooven, dat deze wijze van regeling den weg opent tot onregelmatigheden.
Zonder hoofdelijke stemming wordt ’t voorstel van B. en W. aangenomen.
Op 9 mei 1888 schrijft de Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche courant:
Heden-morgen is de bemaling van de landerijen in het waterschap de gecombineerde polders de Vliert, het Ertveld c. a. voorloopig gestaakt. Op den 14 April jl., bij een waterstand binnen en buiten van 4.13 Meter boven AP. met de bemaling begonnen , is het water heden tot 1.90 M.
boven AP. afgemalen. Terwijl het water in de Diese nog staat, aan 3.25 M. boven AP., alzoo één meter boven zomerpeil, zjjn de laagste landerijen in genoemde polders droog gelegd. Opnieuw is het bewijs geleverd, dat het stoomgemaal op uitstekende wijze aan zyne bestemming voldoet
Met het oog op die schitterende uitkomst, heeft de machinist Esser, die geheel alleen de bemaling geleid heeft, de vlag van het stoomgemaal geheschen.