Bommelerwaard en Ir Fijnje

 

Het verhaal  van een onbekend stoomgemaal   

In PDF  vorm: Onbekend stoomgemaal

 Op website plaats ik het verhaal met meer informatie en foto’s.

Begin 2023 werd ik benaderd door de secretaris van stoomgemaal De Tuut in Appeltern met de vraag van iemand die schreef dat een kennis van hem, een vrijwilliger die is verbonden aan Stichting Haarlemmermeermuseum De Cruquius, graag meer wil weten over een tweetal prenten met daarop een voor- en bovenaanzicht van een stoomgemaal. Deze prenten werden in het depot van gemaal De Cruquius gevonden en ze trokken de aandacht. Het is onbekend hoe ze daar zijn gekomen. Mogelijk was het een gift. Men zou graag willen weten welk gemaal dit is. Ik was benieuwd, maar toen ik op mijn computer foto’s van de prenten had bekeken, kon ik helaas geen uitsluitsel geven. Toch wilde ik mijn best doen om te achterhalen om welk stoomgemaal het gaat en dat werd het begin van een lange zoektocht.

Een van de prenten is gesigneerd met de naam van wat waarschijnlijk de tekenaar/schilder is. “A.W. Stortenbeker 75”. Daaronder “Opzichter 1e kl bij de Staats spoorwegen”. Het getal 75 verwijst waarschijnlijk naar het jaartal 1875. Beide prenten zijn A4 formaat en ze zijn op hout bevestigd. Het lijkt erop dat ze met waterverf of kleurpotloden zijn gemaakt.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Omdat op de prenten een zogenaamde balanspomp is getekend dacht men in Hoofddorp al snel aan ingenieur Fijnje, die voor Dreumel een stoomgemaal heeft ontworpen dat in 1847 met succes in bedrijf werd gesteld. De technische installatie van dit gemaal lijkt dezelfde als die op de prenten. Ik herkende het onmiddellijk. Op mijn website over de stoomgemalen in het Land van Maas en Waal staat de installatie van het Dreumelsche gemaal trouwens uitgebreid beschreven.

 

Ik wist dat er rond 1855 in de Bommelerwaard twee andere stoominstallaties zijn geplaatst die identiek waren aan die van Dreumel. Daar heb ik me echter nooit in verdiept, omdat ik mij op mijn website beperk tot de stoomgemalen in het Land van Maas en Waal. Ook wist ik niet precies waar deze gemalen hadden gestaan. Het werd een uitdaging om dit uit te zoeken.
Ik begon met een boekje waarvan ik de tekst op mijn computer heb staan. Het heet “Rivierpolders in Nederland” met als subtitel “Hunne gebreken en de middelen tot herstel”, geschreven door Bernhardt te Gempt en in 1857 uitgegeven in Haarlem door A.C. Kruseman. In dit boekje is een kaart opgenomen van het rivierengebied en daar is op twee plekken met piepkleine letters het woord ‘stoomgemaal’ geschreven en wel bij de Drielsche Wetering en de Bommelsche Wetering in de Bommelerwaard.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ook kwam ik er drie technische tekeningen tegen van één der “stoomtuig installaties” in dit gebied. De installatie is getekend “in Doorsnede, in Standgezigt en in Platte grond”.
“De uitvinder, de heer Fijnje zelf, geeft er ene beschrijving van de diverse voorwerpen” zoals fundering, persbuis met kleppen en de perspompaandrijving via een balansarm door de stoommachine. Voorts worden er de waterpomp voor de drie Cornwallische stoomketels (met een gezamenlijke schoorsteen), de condensor en de luchtpomp beschreven. “De stoomdrukking in de ketels is op 2 atmospheren aangenomen en kan desnoods tot 3 worden gebragt. Het werktuig is van honderd paardenkrachten.

In twee hoofdstukken worden de werking en het grote voordeel van deze installatie uitvoerig toegelicht. Ook de proefmetingen uit 1848 en 1849 en het brandstofverbruik van de installatie in Dreumel worden uitgebreid beschreven en de uitkomsten daarvan worden vergeleken met die van andere stoomgemalen in ons land. Dit alles om alle betrokkenen (de vijftien polderbesturen van het district Bommelerwaard boven de Meidijk) financieel over de streep te trekken, want zij moesten een groot deel van de bouwkosten en het onderhoud zelf betalen.

 

Foto Meidijk links

Rond het begin van de 14e eeuw was de dijkring van de Bommelerwaard gereed.  Naast de rivierdijken van Waal en Maas werd ook de Meidijk aangelegd, van noord naar zuid tussen Zuilichem en Aalst. Dit leidde tot een tweedeling in de Bommelerwaard: het oostelijk gebied “Boven de Meidijk” was beschermd en dus rijker dan het westelijk gebied “Beneden de Meidijk”. Deze dijk loopt dwars door de oude Meidijkse Wielen, overblijfselen van vroegere dijkdoorbraken. In 1864 werd  het gebied “Boven de Meidijk” gesplitst in een Maasafdeling (het stroomgebied van de Drielsche Wetering) en een Waalafdeling (het stroomgebied van de Bommelsche Wetering).

 

 

 

De naam Meidijk komt het eerst voor in de dijkbrief van graaf Reinoud II van Gelre voor Zaltbommel en de Bommelerwaard  van 8 december 1327. Mogelijk was de dijk kort daarvoor gereedgekomen en aangelegd op de plek waar voorheen de Meiweg liep. Menigeen heeft zich afgevraagd wat het begrip ‘mei’ nu eigenlijk inhoudt. Mogelijk is het hetzelfde als maai. Maailand is laaggelegen grasland, in droge tijden geschikt voor gemeenschappelijke begrazing of om hooi vanaf te halen. De Meidijk ligt dan op de grens van het hoger gelegen, bewoonbaar geachte land en dit lagere maailand en beveiligde aanvankelijk de Bommelerwaard aan de westzijde tegen het rivierwater. De genoemde Meidijk ligt iets ten westen van de lijn Zuilichem-Aalst. Hij verbindt de bandijken langs de Waal en Maas dáár, waar die elkaar het dichtst naderen. Later verlengde men de Waal- en Maasdijk in westelijke richting en verbond deze twee in 1478 door middel van de Nieuwendijk. Het gebied van het latere Polderdistrict Bommelerwaard beneden de Meidijk was daarmee begrensd.

 

 

 

Terug nu naar het boekje “Rivierpolders in Nederland”. Op pagina 61 staat vermeld: Het verwondert ons dan ook niet, dat men eindelijk in den Bommelerwaard boven den Meidijk tot het besluit gekomen is, om aldaar aan de Drielsche wetering en aan de Zaltbommelsche wetering elk een afzonderlijk stoomgemaal te plaatsen”. Eindelijk had ik  duidelijkheid. Er stonden dus wel degelijk twee stoomgemalen in dit gebied. Meer informatie kwam ik tegen op pagina 70. “De beide stoomwerktuigen in den Bommelerwaard, reeds in het voorjaar 1855 voltooid, en tegen het einde van Mei in dienst gesteld, waren de oorzaak, dat ruim 4000 Bunders, welke anders onder water zouden gebleven zijn, hoezeer laat, droog vielen …”

 

 

 

 

 

 

 

 

Toen ik beide prenten nog eens goed vergeleek met de technische tekeningen, leek het om vrijwel dezelfde installaties te gaan. Bovendien gaven de prenten de indruk te zijn gemaakt naar voorbeeld van deze tekeningen. A.W. Stortenbeker echter had de balansarm niet in horizontale stand getekend, maar in een van de twee uiterste posities. Dit om de werking van de installatie als het ware uit te leggen, vermoed ik. Op dezelfde prent heeft hij ook de schoorsteen achter de drie stoomketels erbij getekend, evenals de naastliggende sluis voor de natuurlijke lozing met op de achtergrond nog een (verdwenen) poldermolen. De andere prent met de plattegrond is vrijwel identiek aan de technische tekeningen. Het is echter niet te achterhalen welk van de twee stoomgemalen (Waalafdeling of Maasafdeling) op beide prenten is afgebeeld. Ik vermoed het gemaal van de Waalafdeling, omdat dit in tegenstelling tot het andere gemaal landelijker was gelegen.

Wie was A.W. Stortenbeker? Hij werd in 1837 geboren in Den Haag en hij overleed daar op 13 juni 1918. Zijn vader was huisschilder. Tijdens mijn zoektocht op internet kwam ik zijn naam nogal eens tegen bij de organisatie van kunsttentoonstellingen. Arie Willem Stortenbeker was evenals schilder en fotograaf C.C. Kannenmans betrokken bij het maken van zes grote schilderijen (4 bij 1 meter) van negentiende-eeuwse waterstaatswerken in opdracht van de Nederlandse regering. Deze zes schilderijen hangen momenteel in een gebouw van de TU in
Delft. Een ervan is gesigneerd met de naam A.W. Stortenbeker. Op deze schilderijen wordt de technische vooruitgang uitgebeeld door het contrast tussen enerzijds zeilschepen en trekschuiten en anderzijds stoomraderboten en stoomtreinen. De doeken zijn in 1878 geëxposeerd op de wereldtentoonstelling in Philadelphia.

 

 

 

 

 

 

 

Een van de zes grote doeken (de spoorbrug in Nijmegen) is gesigneerd met de naam A.W. Stortenbeker.

 

Samen met een kennis heb ik verschillende fietstochten door de Bommelerwaard gemaakt om te kijken of er nog restanten van beide stoomgemalen zijn te vinden. Na veel zoeken op oude kaarten op internet kreeg ik toch steeds meer informatie en ik vond zelfs een situatiekaart van de verzakking in de boezemkade te Zuilichem aan het Stoomgemaal Waalafdeling op 13 Februari 1867. Dit was een hoera moment. Eindelijk had ik de exacte plek van een de twee stoomgemalen ontdekt.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vervolgens vonden mijn fietsvriend en ik in het Regionaal Archief Rivierenland in Tiel het handgeschreven contract voor de bouw van beide gemalen. De Dijkstoel (polderbestuur) sloot op 4 oktober 1853 een overeenkomst met Jan Nering Bögel te Isselburg voor de levering en in bedrijfstelling van twee stoomgemalen van elk f 70.000,00. Ook het “Algemeen bestek en ontwerp voor de Zalt-Bommelsche en Drielsche molens” volgens “sijsteem te Dreumel” hebben we er kunnen inzien.

 

 

Regionaal Archief Rivierenland  in Tiel

 

 

 

 

 

 

 

Jammer genoeg hebben we van het stoomgemaal van de Maasafdeling (aan het einde van de Drielsche Wetering) dat vlakbij Aalst heeft gestaan, niets meer kunnen vinden. Wel was de oude sluisdoorgang in de dijk nog te zien. De bouw van een nieuw stoomgemaal in 1879 in Nederhemert, oostelijker in de Bommelerwaard, dat de naam ‘Dijkgraaf Thooft’ kreeg, leverde voor de waterlozing grote voordelen op. Daarom werd besloten om het stoomgemaal van de Maasafdeling in Aalst al in 1883 buiten gebruik te stellen, waarna het in 1890 werd verkocht voor de sloop.

 

 

 

 

 

Gelukkig waren er van het oude gemaal van de Waalafdeling nog wél restanten te zien. Oude gemetselde muren aan beide kanten van de Bommelse Wetering doen vermoeden dat hier ooit een groot gebouw heeft gestaan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In 1935 is er voor het afwateringsgebied van de Bommelse Wetering een nieuw elektrisch gemaal (genaamd Dijkgraaf H.C de Jongh) gebouwd om het gebied boven  de Meidijk droog te houden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op een grondkeringsmuur naast dit gemaal vonden we een grote plaquette ter herinnering aan de bouw van het stoomgemaal Waalafdeling. Op 26 augustus 1854 vond de eerstesteenlegging van de ketel plaats door dijkgraaf J. Thooft. Ook staat vermeld dat het werk is uitgevoerd onder “directie” van o.a. hoofdingenieur H.F. Fijnje.

 

 

 

 

 

Hier moet een betere foto komen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Naast deze plaquette is nog een tweede te zien.

 

 

 

Dit ter herinnering aan het feit dat er in 1881 een extra schepradgemaal werd geplaatst om de waterhuishouding te verbeteren. Deze installatie werd door de firma Stork geleverd. Van het totale complex vond ik nog een foto op internet.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De gebouwen van links naar rechts zijn: de kolenschuur, het gebouw van het schepradgemaal
met daarachter het ketelhuis en de schoorsteen. Daarnaast het oude gemaal waarin de balansarm met de stoommachine en de perspomp was geplaatst. Helemaal rechts is nog een gedeelte van het oude ketelhuis te zien, dat later als werkplaats en opslagruimte fungeerde. Op het hek zien we een ambtenaar van het polderdistrict uit Zaltbommel die regelmatig het gemaal bezocht voor controle. Naast hem staan de machinist Andries Rüger en zijn vrouw. Dit stoomgemaal van de Waalafdeling is volgens De Courant/Nieuws van den Dag in 1909 verkocht om te worden gesloopt.

 

Tijdens het zoeken op internet en in het archief in Tiel heb ik samen met mijn fietsvriend veel extra informatie kunnen vinden die t.z.t. op mijn website te vinden is. Hoewel – zoals eerder vermeld – ik met name geïnteresseerd ben in de stoomgemalen van het Land van Maas en Waal heb ik de geschiedenis van de twee stoomgemalen in de Bommelerwaard er met veel plezier aan toegevoegd als waardige afsluiting van mijn zoektocht.

 

 

 

 

 

 

 

 

Wie was A.W. Stortenbeker-

Op 16 jun 1918 meld de Avondpost over hem:

Op ruim 80-jarigen leeftijd is in den haag overleden de heer Ary Willem Stortenbeker. In de eerste jaren van zijn loopbaan bij den aanleg van de Staatsspoorwegen, was Stortenbeker werkzaam te Dordrecht, toen de spoorwegbrug over den Moerdijk in aanbouw was. Hij deed daar verdienstelijk werk en was te Dordrecht ook leeraar in het tekenen. Nog zeer jong, werd hij naar Den Haag overgeplaatst en was daar achtereenvolgens werkzaam op de Topografische  Inrichtlng en op het teekenburea van de SS waar hij bleef tot de ambtenaren bij dezen dienst, na de voltooiing van het spoorwegnet, op wachtgeld gesteld en later gepensioneerd werden. Bij zijn chefs stond de overleden in hooge achting. Velen zijner tijdgenooten zullen Stortenbeker echter meer gekend hebben als verdienstelijk lid van het artistengeslacht der Stortenbekers. Ofschoon de kunst niet professioneel beoefenende, had hij toch altijd groote neiging in die richting en heeft hij van aanleg en gaven bij menige gelegenheid blijk gegeven.

Van drie voorname tentoonstellingen, in 1883 van de Koloniale te Amsterdam, in 1887 van de Kunstnijverheids-tentoonstelling in de Koekamp, die uitging van het Haagsche departement der Mpij. van Nijverheid,en in 1889 van de Wereldtentoonstelling te Parijs, was Stortenbeker, die lid was van de .hoofdbesturen voor die exposities, een ijverig en zeer werkzaam medewerker. Van zijn hand was het ontwerp van het fraaie tentoonstellingsgebouw, dat in 1887 in de Koekamp prijkte. Stortenbeker is jaren lid geweest van het hoofdbestuur der Maatschappij van Nijverheid, en secretaris van het departement Den Haag.

Henri François Fijnje van Salverda

Ingenieur van belang voor Maas en Waal en de Bommelerwaard

 

Op 30 jan 1849,dus enkel jaren nadat het stoomgemaal in Dreumel  in bedrijf was, staat er een stukje in de krant om de waterlossing in de Bommelerwaard te verbeteren.

Een commissie  met ING. Fijnje , Conrad en van Diggelen

Er staat Nerdijk in het artikel maar dat moet zijn  de Meidijk.

De naam Meidijk is nog steeds in aanwezig en de dijk  is een scheiding van het oostelijk- en het westelijke gebied van de Bommelerwaard. halverwege deze dijk gaat hij dwars door een meertje. Voorheen was dit een overlaat.

Informatie die ik vond via Internet en Delpher:

De nieuwe Utrechtsche courant : schrijft op 30-01-1849:

 

Nerdijk moet natuurlijk zijn:  Meidijk.

Er zijn dus plannen maar eerst wil men absolute zekerheid dat het systeem van Fijnje werkt.

Men gaat later dan ook echt ter plaatse controleren en de resultaten worden besproken.

 

De Nederlandsche Staatscourant meldt op 24 febr 1853:

 

 

Op 25 aug 1853  schreef de Landbouw Courant

 

 

In het Regionaal Archief in Tiel vond ik:

4 oct 1853:  Tusschen de Dijkstoel van Boemelerwaard  Boven de Meidijk en Jan Nering Bögel te Isselburg is de volgende overeenkomst gesloten als Contractanten ter eene  en andere Zijde. Bij dit bedrijf werden de pomp en stoommachine  gekocht. Isselburg ligt net over de grens ten zuiden van Dinxperlo. De ketels werden bij het bedrijf in Deventer gemaakt.

Nering_Bögel

boek NERING-BOGEL binnenwerk 09.04.13

De overeenkomst voor de bouwkundige werken vond ik in het Algemeen bestek en ontwerp  van 11 oct 1853

 

 

 

 

 

 

De Landbouw-courant schrijft op 7 sept 1854.

leder die bekend is met den ongelukkigen toestand van het district Maas en Waal, waar niet zelden door de kwel den oogst voor ½ of ¾ mislukt, zal met genoegen vernemen dat voor een gedeelte hierin voorzien zal worden. Uit Zalt-Bommel meldt men, dat men bereids zoo ver is gevorderd met de werken tot verbetering van de waterontlasting van het polderdistrict

Bommelerwaard boven den Meidijk , dat den 26 Augustus de eerste steen ter plaatsing van den ketel, tot gemelde werken betrekkelijk , werd gelegd, hetgeen door den Heer dijkgraaf Mr. J Thooft  geschiedde. Het dorp Aalst, in hetwelk te dier gelegenheid van alle zijden vlaggen wapperden, had een feestelijk aanzien, waartoe de opkomst van al de leden van den dijkstoel van gemeld polder-district en vele ingelanden uit de omliggende dorpen en die stad ook veel toebragt. Het is te wenschen, dat ook de overige gedeelten van de landen tusschen Maas en Waal, dit voorbeeld, vroeger gegeven door den polder van Wamel en Dreumel en nu door Bommelerwaard, spoedig zal navolgen

 

De Rotterdamsche courant schrijft op 17 januari 1855:

 

Het Algemeen Handelsblad meldt op 11 mei 1855:

BOMMELERWAARD, 9 Mei. Met vele landerijen is het hier treuinger gesteld, dan daar, waar die vroeger door dijkbreuk in andere streken waren geinundeerd. Voor een groot gedeelte staat het land in de lagere polders nog meer dan een voet onder water. De stoommachine te Aalst geplaatst nog niet geheel gereed en kan dus hare werking nog niet uitoefenen om onze landerijen van het overtollige water te ontlasten. Velen stellen zich van dit stoomgemaal, als het zal zijn in werking gebragt, veel goeds voor, althans voor het lagere land ,in dezen waard. Men wil, dat het thans binnen eene maand zal in gereedheid zijn.

 

Rotterdamsche courant schrijft op 14-06-1856: 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De Nieuwe Rotterdamsche courant meldt op 25-06-1855:

 

 

Blijkbaar werkt het stoomgemaal aan het einde van de de Drielsche wetering  (buitendijks) tot tevredenheid want in 1858 besluit men de poldermolen uit 1832 te slopen.

De Opregte Haarlemsche Courant meldt op  05-06-1858:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op de plek vlak bij Aalst is helemaal niets meer te vinden  waar ooit de poldermolen en de stoommachine hebben gestaan. Wel is de sluisdoorgang  en een soort voorboezem nog te zien.

 

 

 

 

 

 

Mooi plekje maar geen enkele herinnering aan de molens.

 

 

 

 

 

Enige tijd voordat er een besluit werd genomen om twee stoommachines te plaatsen voor de Bommelerwaard boven de Meidijk heeft men nog overwogen om de schepraderen van de grote poldermolen aan te laten drijven door stoom. Hier vond ik een rapport van

Polder-district
de Bommelerwaard boven den Meidijk,
Stoomgemaal aan het einde der Drielsche Wetering.

De ondergeteekenden naar aanleiding van hetgeen op de vergadering van het gecombineerd collegie van den Bommelerwaard boven den Meidijk op den 16 Januarij 1851 was vastgesteld zich op den 21 dezer naar Amsterdam begeven hebbende ten einde eene opneming te doen van de wijze waarop door de Heeren PAUL VAN VLISSINGEN en DUDOC VAN HEEL aldaar voorgesteld wordt om de stoomkracht in toepassing te brengen tot in beweging brenging van den bestaanden spil van de Drielsche watermolen hebben de eer het navolgende verslag hunner bevindingen over te leggen Door de gemelde Heeren wordt verondersteld een opvoer van 200 Kub El ter hoogte van één el in de minuut dat in paardenkrachten uitgedrukt een vermogen voorstelt 45 p k hierbij voegende voor verlies wegens zijdelingsche aanbrenging van beweging eene hoeveelheid van 9 à 10 p k સે Zoo veronderstellen zij de bovengemelde uitwerking met 35 P k te zullen bewerkstelligen waarmede wij ons gereedelijk kunnen vereenigen Voorts zoude de stoommachine zijn van lage drukking wel om eenigermate met expensie te kunnen werken van gemiddelde drukking.
De stoomzuiger zoude door middel van eene kruk de rondgaande beweging daarstellen van een ijzeren as welke op behoorlijke bevestigde stoelen zouden rusten en draaijen Het aantal slagen van den stoomzuiger in de minuut zoude zijn 26 en de lengte van de slag 4 engelsche voeten zoodanig dat de bovengemelde spil 26 omwentelingen in de minuut zoude doen waarvan de gang door een voerwiel geregeld zoude worden ten einde de onregelmatige bewegingen voor te komen en te neutraliseren voortvloeijende uit de toepassing der werking bij uitzetting van stoom welke wijze van werking doelmatig geacht wordt ter besparing van brandstoffen Aan deze spil zoude een coniesch wiel van 4 engelsche voet diameter in verband gebragt worden met een ander coniesch wiel van 3 2 engel voeten diameter welk laatstgemeld wiel de overbrenging der beweging op de spil zoude bewerkstelligen en gedurende de werking alzoo 4 5 X 26 333 omwentelingen in elke minuut zoude verrigten Door vier wielen elk van 57 4 engelsche voeten diameter zoude de beweging op elk der vier schepraden naar willekeur kunnen overgebragt worden zoodat deze schepraderen ten gevolge van de bovengemelde beweging het navolgende aantal omgangen zoude doen als de kleine raderen van 6 60 el of 21 engelsche voeten 51 diameter X 33 3 of nagenoeg 8 omgangen in de minuut de groote schepraderen van 7.54 el of 24 engelsche voeten 52 diameter X 33 of nagenoeg 7 omgangen 242 3 De stoomvorming zoude geschieden met twee cilindrische ketels waarvan in den regel slechts één zoude worden gebruikt elk lang 28 of 29 engelsche voeten en hebbende een diameter van 6 engelsche voeten elk met twee vuurhaarden van ovale vorm welke zich echter achter den vuurhaard tot éénen vuurgang van cirkelvormige vorm zouden vereenigen en voorts op elke ketel een stoomkast ter bevordering van de gelijkmatige stoomspanning Zoo als wij de inrigting welke door de Heeren Van VlisVAN VLISSINGEN & Compo wordt voorgesteld hierboven omschreven hebben zijn wij van meening dat dezelve op eene doelmatige en zeer eenvoudige wijze zal dienen om de spil van de Drielsche molen in beweging te brengen die inrigting wijkt van de gewone wijze af omdat daarbij geen balans wordt aangewend en de beweging door de kruk dadelijk op de spil wordt aangebragt en dus zeer eenvoudig zal werken eenige onregelmatigheid welke door het onmiddelijk overbrengen der beweging zoude kunnen ontstaan acht men dat door het ijzeren voerwiel genoegzaam zullen kunnen worden gewijzigd De in beweging brenging van de luchtpomp en andere toestellen anders door middel van de balans geschiedende heeft hier op eene eigenaardige wijze plaats door een afzonderlijk balansje dat aan het eene einde aan de stang van de stoomzuiger verbonden is en op eene beweegbare standaard rustende met de stoomstang op en neder gaat en aan het andere einde de luchtpompen in beweging brengt Ons gevoelen is dat door die meer eenvoudige inrigting wel eenige besparing van brandstoffen zal ontstaan en dezelve dan wel iets minder kan zijn als in ons rapport van den 8 dezer wordt verondersteld hetgeen echter door de ondervinding nader zoude moeten worden bevestigd en moeijelijk te voren met eenige juistheid te berekenen is Het boven berekende aantal omgangen der schepraden is wel iets grooter als men voor de geregelde opbrengst van water zoude noodig achten doch dit zoo zijnde kan daarin gereedelijk worden voorzien door de steek der conische raderen een weinig te veranderen De slotsom onzer bevindingen is dus dat wij ons zeer wel kunnen vereenigen met de middelen welke door de Heeren VAN VLISSINGEN worden voorgesteld om de spil van de Drielsche molen in beweging te brengen waarvan de inrigting allezins solide is bevonden en dat wij het gecombineerd collegie gerustelijk durven aanraden met die Heeren deswegens in onderhandeling te treden terwijl bovendien de bekende kunde en de reputatie van gemelde fabricanten tevens eene waarborg oplevert om goed en doelmatig werk te mogen verwachten Eindelijk zijn wij van oordeel dat het in het vervolg raadzaam zijn zal om bij vernieuwing der schepraderen deze laatsten door ijzere schepraderen te doen vervangen waardoor minder waterverlies en betere werking zoude ontstaan Wij vleijen ons hiermede aan het doel van het gecombineerd collegie te zullen hebben beantwoord

’s hertogenbosch, den 25 Februarij 1851
H.F FIJNJE
Arnhem, den 28 Februarij 1851
M.H CONRAD

Op Wikipedia vond ik:

Van Vlissingen en Dudok van Heel was een beroemde negentiende-eeuwse Nederlandse machinefabriek. Het bouwde stoommachines en machines voor de suikerindustrie en voor maritieme doeleinden, maar ook schepen, rollend materieel en grote metalen constructies zoals de Moerdijkbrug en een drijvend dok. In 1871 werd het gereorganiseerd tot de Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere Werktuigen. Bij een tweede reorganisatie in 1890 werden delen ervan gered en voortgezet onder de naam Koninklijke Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmaterieel, in 1927 omgedoopt tot Werkspoor.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op 27 juli 1865 stond er in de Rotterdamscche Courant een advertentie;

 

De Voorwaarden en Bestekken zullen acht dagen vóór de Aanbesteding ter inzage liggen op de Secretarie van den Dijkstoel. De aanwijzing in loco zal geschieden op den 7den Augustus, van des voormiddags 9 tot 12 ure, door den Opzigter J. C. van Toor, te Zalt- Bommel, bij wien nadere information te bekomen zijn. De Dijksteel voornoemd, De Dijkgraaf, J. Thooft, De Secretaris, L. P. Peletier.

De gemalen hadden natuurlijk steenkolen, olie, vet, zeep en menie  nodig.

De bestaande machinistenwoning  van het “stoomtuig” in Aalst (dus de Maasafdeling) moest afgebroken worden  en een nieuwe moest gebouwd worden.

Ook moesten de beschoeiingen in de achterboezems  vernieuwd worden van beide stoomgemalen. Dus van de Waalafdeling en de Maasafdeling.

 

13 Feruarij 1867

Situatiekaart van de verzakking van de Boezemkade te Zuilichem  aan het stoomgemaal Waalafdeeling

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opregte Haarlemsche Courant 16-02-1867

Eene der deuren van de sluis in den Maasdijk van het stoomgemaal van den Bommelerwaard heeft men niet goed gesloten kunnen krijgen. Daardoor moest de boezemkade te veel water keeren. In die kade is eene verzinking ontstaan, welke men tracht te herstellen.

 

Rotterdamsche Courant vrijdag 1 maart 1867

Zalt-Bonunel 26 Jebruarij. — Ten gevolge van het stilzetten der beide machinen van het stoomgemaal Waal-afdeeling te Aalst, is het kwelwater in den Bommelerwaard tot eene aanmerkelijke hoogte gestegen. De verzakking in de boezemkade is thans geheel hersteld, en er is bevel gegeven om de stoomgemalen weder in werking te brengen

 

Rotterdamsche Courant   7 april. 1867

In de nabijheid van het dorp Aalst hebben de boeren de Drielsche Wetering zoeken te verstoppea met hout, mest enz. Spoedig werd dat opgemerkt, daar hun land door het stoomgemaal droog geworden zou zijn en de hooger gelegene landen onder water komen zouden. Hiertegen kwam natuurlijk verzet.   Onduidelijk!!!!!!!!!!!!!!

 

Nieuwe Rotterdamsche Courant schrijft op 17 juni 1867

 

 

 

 

 

Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche courant  meldt op 10-05-1870

 

 

De Waalafdeling had 7 poldermolens met 3221  bunders land.

Minder molens dan ook minder kosten!!!!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op 23 Mei 1867 schreef de Landbouw Courant

 

 

 

Beneden de Meidijk zou dat het Mansveldergemaal geweest moeten zijn.   Mansveldergemaal

 

 

Volgens een artikel in de Opregte Haarlemsche Courant  van 20 okt 1857 zou het Mansveldergemaal oorspronkelijk ook een Fijnje gemaal zijn geweest.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De Franse krant Le Courier de la Meuse schrijft op 5 juni 1878

Als bijzonderheid m.b.t. het draineren (op/uitdrogen, leegpompen enz) vermelden we nog de hydraulische motor voor draineer/leegzuigwerk van de voormalige inspecteur waterstaat dhr  F. Fijnje van Salverda en ontworpen door dhr. Stortenbeker. Deze is in de Bommelerwaard en Dreumel in bedrijf en kan 100m3 water per minuut oppompen onder de meest ongunstige omstandigheden. In Dreumel functioneert dit systeem sinds 1845 probleemloos en ononderbroken, al 33 jaar lang!  ( Stortenbeker was wel tekenaar maar had het  systeem niet ontworpen)

 

 

 

 

Bij mijn zoektocht naar de twee stoomgemalen van de prenten kwam ik ook nog andere stoomgemalen tegen van de Bommelerwaard.

Bij Vuren zou een Fijnje gemaal hebben gestaan maar was geen succes.   Stoomgemaal bij Vuren