De gemaal Appelternsche sluis was oorspronkelijk een dijkdoorgang met twee doorlaten (een noorder- en een zuider doorlaat) gebouwd rond 1840 en in elke doorlaat zaten puntdeuren die vanzelf dichtgingen als de Maas te hoog werd. Dat kon alleen als er geen zware steen voor de deur lag die dat belette hetgeen soms gebeurde.
Foto Kaart van het latere afwateringsgebied.
De naam Tuut
De naam Tuyt komt voor op oude kaarten bij de doorgang naar de Maas
Boek van H. van Heiningen
Tranen met tuiten huilen (schreien of lachen),
d.w.z. groote, dikke tranen schreien (mnl. vloetoogen) of lachen; vooral van kinderen gezegd, die om eene kleinigheid zich zeer aanstellen. Tranen met tuiten zijn eig. groote, dikke tranen, die boven in een tuit, een punt, uitloopen (vgl. De Bo, 1195). Syn. tranen als oliekoeken (in B.B. 149; 453); fri. triennen as balstiennen (klinkers); Maastricht: snotsellelaank kriete. In de 17de eeuw komt de uitdrukking voor bij Brederoo I, 373, vs. 2134:
Maar holla, ik moet ierst gaan huylen tranen met tuyten; Smetius,
132; Paffenr. 198: Hy krijt tranen met tuyte. Zie verder Tuinman I, 13: Traanen met tuiten schreyen, dit zegt men jokswijze van huilbalken, die een groot gebaar van ongemeende droefheid maken; Halma, 654: Traanen met tuiten schreijen, pleurer à chaudes larmes; Harreb. II, 342 b; Nkr. VII, 29 Maart p. 5; VIII, 15 Febr. p. 2. Hiernaast tranen met tuiten lachen o.a. in Nw. School IV, 115: Die andere baas was toch zoo’n leuke piemelEig. penis, mannelijke roede?; vgl. pik, in lekkere pik., ze lachten tranen met tuiten als hij aan ’t vertellen was.
tuiten
Zelfst. Naamw. Meervoud van tuit pijpje dat uit een kan of ketel steekt waardoor je er vloeistoffen uit kunt gieten `de tuit van een theepot` tranen met tuiten huilen (= heel erg huilen)
Gevonden op http://www.woorden.org/woord/tuiten
Het zou dus kunnen betekenen dat het een uitgaande stroom water was. Waarschijnlijk is dit vroeger zo geweest nog voordat er een sluis was. Dus gewoon een afvoer naar de Maas.
Verder is het een naam voor een zakje voor snoep, een scheldnaam voor een politieman en een zoentje in het Fries.
De Nieuwe Rotterdamsche Courant schreef op 15 Januarij 1869
Maas en Waal, 13 Januarij.
Naar men met eenige zekerheid verneemt, zal het polderbestuur onder Appeltern weldra het besluit nemen, om eene kunstmatige waterloozing daar
te stellen. Zich spiegelende aan den polder onder Maas-Bommel, is het wenschelijk, dat men het zoo inrigte , dat de buitengewoon hooge waterstand der rivier, nimmer een hinderpaal worde om het water uit te malen, zoo als dat in deze dagen onder Maas-Bommel gezien wordt, alwaar het stoomgemaal (gebouwd in 1868) stil moet staan. (dat was een schepradgemaal en dat was beperkt in hoogte om het water uit te slaan)